Ik heb dit al duizenden keren
aan je willen dichten,
maar het moest met een bijna
goddelijke schoonheid en dus
neemt het menselijke falen
keer op keer bezit van mij.
Jij onbereikbaar dicht bij mij
gestorven in gevangenschap.
Door de geest angstvallig verlaten
maar dichter bij Hem dan welke
sterveling dan ook.
Meermalen schaam ik mij tot schuldig toe
omdat ik niet weet hoe ik je missen moet.
Wij hebben elkaar nooit gekend
en slechts samen de schaapskooi
voorbij gelopen in volkomen
onwetendheid van elkaars bestaan.
Soms droom ik dat je hier bent
als mijn zus door de geest omarmd
en vrijgelaten uit gevangenschap.
Dat zijn de momenten dat ik in de luwte
van mijn geweten jouw kruis zie staan.