Winter

Even was je huid door kou

bleker dan wit weggetrokken.

De bedekking lag als een verstikkende

laag over je gezicht.

Je bewoog niet. Droeg de dagen

onveranderd weg langs de tijd.

Ik hoor dat je de kinderen

troostend verhaalt:

“Voel maar. De warme zon druppelt

de deken van mijn gelaat.”