En dan sta je oog in oog met de dood.
De lange laan splitst zich in de schaduw
van een fel beschenen bladerdek.
Ik zie de handelaar mijn bevlekte kleed verdobbelen.
Dat wat ik lief heb is een zware last
waarvan de striemen in mijn gedachten snijden.
Laat het los zoals het jou moet loslaten.
Mocht ik mij nog een keer wassen,
nog een keer zeggen dat het me spijt,
nog een keer brood en wijn,
ik zou het nemen met een vragende zekerheid:
“Is het genoeg Heer?”
Ik zie de handelaar mijn kleed verliezen.
Dat wat ik lief heb, houd ik nog even vast.